1 jaar Consequent: enkele uitdagingen

Consequent bestaat 1 jaar. Op 21 mei 2017 gaven we onze kick-off met een lezing over causaliteit. Op 3 juni 2018 sloten we ons eerste jaar af met een spiritueel zijstapje over non-dualiteit. Tussen beide activiteiten zaten de conferentie Justice without Retribution III, de masterclass van Elisabeth Shaw en Robert Blakey, een lezing over pedofilie van Jules Mulder en twee geanimeerde cafés matinées, de eerste over het al dan niet bestaan van de vrije wil en de tweede over schuld en verantwoordelijkheid. De opkomst was wat we verwachtten, al kunnen we beter geen activiteit kort na nieuwjaar programmeren. De sfeer was ontspannen en prikkelend, met openheid voor andere opinies, neventhema’s en ongehoorde argumenten. Een Consequent-zondagvoormiddag werd een vaste afspraak. Iemand was zelfs in de waan dat het beiaard- en klokgeluid rond 10u op weg naar de Facultaire Raadszaal niet voor gelovige kerkgangers was maar voor ongelovige vrije wil-twijfelaars. Het was een leerrijk jaar, voor mij misschien nog iets meer omdat ik dit nieuwe initiatief combineerde met het verse voorzitterschap van drie Oost-Vlaamse stuurgroepen dader-slachtofferbemiddeling, in samenwerking met Moderator.

Uit beide nog prille ervaringen lijstte ik vier uitdagingen op voor het vrije wilscepticisme van morgen. Misschien zijn ze herkenbaar of inspireren ze jullie. Of sla ik de bal volledig mis. Ik hoor het graag. Overigens verneem ik met plezier andere uitdagingen en ben ik benieuwd naar verrassende voorstellen voor het komende werkjaar. Dit zijn mijn persoonlijke beschouwingen van een intens jaar.

  1. De eerste uitdaging haal ik uit mijn recent engagement voor dader-slachtofferbemiddeling, maar is tegelijk onlosmakelijk verweven met mijn vrije wilsceptische basisfilosofie. Het viel mij op dat de grootste hindernis voor een meer causale kijk op conflicten, en wat dus een warmere maatschappij in de weg staat, niet zozeer bij de dader maar bij het slachtoffer ligt. Of misschien ruimer maar ook preciezer: bij de omgeving van het slachtoffer. Het slachtoffer houdt vast aan het beschuldigende verwijt. Van een slachtoffer mag niet verwacht worden dat het de dader begrijpt. Akkoord, er zijn uitzonderingen, zoals Annemie Van Camp, wiens getuigenis grote indruk op mij maakte. Maar haar eigen zus verwerpt radicaal deze toenadering, deze poging om te begrijpen, deze wil om het menselijke in de dader – de moordenaar van haar broer – te zien. Zij vindt dat zij het recht heeft om de moordenaar niet te begrijpen. Want zoiets vreselijks valt niet te begrijpen. Dat doe je gewoon niet! De uitdaging is: hoe kunnen we die overgang van verwijtende houding naar begrijpende houding bij het slachtoffer stimuleren? Zijn er voordelen voor het slachtoffer die we over het hoofd zien? Of incentives die we te weinig onderstrepen? Moeten we extra winsten voor het slachtoffer creëren? Of heeft dit allemaal geen zin, want vrije wil, schuld, morele verantwoordelijkheid zijn simpelweg ficties die bestaan uit respect voor het slachtoffer, zoals Gerbert Faure in een opiniestuk over Renaud Hardy schreef. Uiteraard is het slachtoffer niet de enige partij in een conflict. Een Consequent-lid wierp tegen dat je inderdaad niet van een slachtoffer kan verwachten dat die de dader probeert te begrijpen. Maar je mag dit wel verwachten van een onpartijdige rechter. Maar hoe brengt deze rechter dan gerechtigheid als hij het slachtoffer in deze basishouding moet ontgoochelen? Kortom: als verwijtende vergelding op evolutionair verankerde biologische motoren draait en er morele argumenten zijn die deze houding legitimeren, dan staat het vrije wilscepticisme voor een quasi onmogelijke opdracht. Of blijft het niet meer dan een marginaal nicheproduct. Een zondagsclubje.

 

  1. Een tweede uitdaging is wat abstracter. Ze kreeg gestalte in de discussies met de vrije wilbelievers die we in Consequent ontvingen en die we alle zorg, aandacht en podium gaven, zoals dit past in een genootschap van open geesten. Die uitdaging vat ik als volgt samen: wat heeft het voor zin om schuld en verantwoordelijkheid langs de voordeur buiten te gooien om ze later langs de achterdeur weer binnen te laten? Zoals bekend, verwerpt het vrije wilsceptisme schuld en verantwoordelijkheid. Om schuld te hebben en verantwoordelijk te zijn, heb je een vrije wil nodig die niet bestaat. Beide morele noties vereisen een soort controle die mensen niet hebben in een causale werkelijkheid die onderhevig is aan natuurwetten. Vrije wilscepticisme wil een samenleving opbouwen zonder deze problematische concepten. Meer begrijpen, minder verwijten: zo luidt het devies. Echter, de betekenis van schuld of verantwoordelijkheid is niet omlijnd en wellicht ook aan verandering onderhevig. Vrije wilsceptici vallen één specifieke betekenis of invulling aan; een betekenis die steunt op een onbestaande vrije wil. Maar concept en betekenis vallen niet samen. Meer zelfs, er zijn betekenissen van schuld en verantwoordelijkheid die het vrije wilscepticisme wel aanvaardt (bijvoorbeeld: causale verantwoordelijkheid, feitelijke schuld) of zelfs onmisbaar vindt (bijvoorbeeld: verantwoordelijkheid opnemen). Schuld en verantwoordelijkheid zijn vloeibare begrippen. Deze begrippen uit onze woordenschat schrappen of een vaste betekenis afdwingen zijn geen opties. Intern kun je wel afspreken dat aanvaardbare schuld* en verantwoordelijkheid* iets anders zijn dan onaanvaardbare schuld en verantwoordelijkheid zonder sterretje, maar buiten de eigen club verliest deze afspraak elke zin. Geen enkele vrije wilscepticus weet zeker dat schuld of verantwoordelijkheid ook in de toekomst minstens één betekenis zal hebben die onaanvaardbaar is voor wie niet in een vrije wil gelooft. Het revisionisme – een nieuwe, invloedrijke stroming in het vrije wil-debat – ontkent die vaste semantische koppeling tussen concept en betekenis. Net zoals lucht een andere betekenis kreeg door evoluties in de wetenschap, zo kan verantwoordelijkheid en schuld gerust evolueren naar een invulling die goed verenigbaar is met wat wetenschap ons leert. Kortom: voor toekomstige generaties is het perfect mogelijk om schuld te hebben of verantwoordelijk te zijn, ook al kon de veroorzaker niets aan de fout of de dader niets aan het misdrijf doen. Concepten zijn taaier dan de kritiek die filosofie of wetenschap op één van de betekenissen van dat concept uitoefent. Dit omdat spreken belangrijker is dan denken. Eerst is er de taal, dan pas de filosofie. Naarmate mensen zich meer bedienen van de acceptabele invullingen van schuld en verantwoordelijk verliest het vrije wilscepticisme geleidelijk aan filosofische en maatschappelijke relevantie. Wanneer de filosofisch ongerijmde betekenis tot het verleden behoort, blijft er geen enkele goede reden over om niet vrijuit te spreken over schuldige daders en verantwoordelijke plegers. Of zijn er krachtige argumenten waarmee we dit revisionistisch toekomstbeeld kunnen bekampen?

 

  1. Een derde uitdaging heeft betrekking op een strafrechtelijke toepassing. Vrije wilsceptici geloven niet langer in het onderscheid tussen toerekeningsvatbaar en ontoerekeningsvatbaar. Geen enkele standaard of criterium is houdbaar want elk onderscheid steunt uiteindelijk op de waanidee dat een dader ofwel genoeg ofwel onvoldoende vrije wil had op het ogenblik van de feiten. Hoe geavanceerd hun wetenschappelijk arsenaal ook is, gerechtspsychiaters zijn nooit in staat om die grens te trekken omdat die gewoonweg niet bestaat. Poneert men al een werkbaar onderscheid, dan steunt dit louter op afspraak of conventie. Gezien de impact van de rechterlijke beslissing voor de dader is een op conventie gebaseerde afspraak ethisch gezien bijzonder problematisch. Maar scoort een strafrecht zonder dit onderscheid tussen ontoerekenbaar en toerekenbaar wel beter? Dit is onze derde uitdaging. Bij mijn weten is er slechts één land dat dit onderscheid niet kent. In Zweden onderzoekt de strafrechter, die samenwerkt met een wetenschappelijke overheidsinstelling (National Council of Forensic Medicine), voor elke dader, wat zijn of haar mentale of psychologische toestand ook is, hoe deze vastgelegde strafdoelen kan realiseren. De straf, maatregel of interventie moet tot doel hebben om af te keuren, af te schrikken, te rehabiliteren, de maatschappij te beschermen. Vergelding of retributie is geen strafdoel meer. Dit is een systeem zoals vrije wilsceptici het graag hebben, want verlost van obscure concepten zoals vrije wil en onbeschaafde sentimenten zoals vergelding en wraak. Echter, dit systeem dat sinds 1965 bestaat, stuit op felle kritiek. Vier overheidsrapporten bezonnen zich al over de hervorming van dit alternatieve systeem. Een aanzwellende groep experten wil, ironisch genoeg, de herinvoering van een standaard of criterium, zoals die in ons “gidsland” bestaat. Eén van de problemen is dat dit Zweedse systeem toelaat om daders met ernstige beperkingen, van welke aard ook, te straffen, wat mensenrechtenactivisten fel afkeuren. Als niemand meer toerekeningsvatbaar is, is ook niemand meer ontoerekeningsvatbaar, en vervalt de klassieke opsplitsing tussen straf en maatregel, leedtoevoeging en behandeling. Je kunt dus daders met een mentale beperking met leed prikkelen om hen te rehabiliteren of om een signaal te geven. Benieuwd of het vrije wilscepticisme een alternatief systeem kan voorleggen of uitwerken, dat voorbijgaat aan een standaard voor (on)toerekeningsvatbaarheid maar niettemin spoort met onze ethische intuïties en juridische basisafspraken?

 

  1. Een laatste uitdaging heeft te maken met de maatschappelijke reikwijdte van het vrije wilscepticisme. Vrije wil, schuld en verantwoordelijkheid zijn concepten die je het vaakst hoort in de context van strafrecht, criminaliteit, gestoord gedrag. Vrije wilscepticisme richt zich bijgevolg bij voorkeur op die domeinen. Het relativeert de kloof tussen gehoorzame gelukzakken en grensoverschrijdende pechvogels en vraagt om een andere kijk op wie fouten maakte en misdrijven pleegde. De potentie van die filosofie is evenwel groter. Vrije wilscepticisme bekritiseert ook de meritocratische rechtvaardiging van ongelijkheid. Waarom heeft iemand het recht om het beter te hebben dan de andere? Omwille van hogere intelligentie, meer inzet of door de juiste keuze? Een vrije wilscepticus wijt die ongelijkheid, alsook de bronnen van ongelijkheid, opnieuw aan geluk, toeval of pech, aan elementen waar niemand verdienste aan heeft. Er is geen intrinsieke legitimatie van ongelijkheid, hoogstens een instrumentele. De uitdaging voor het vrije wilscepticisme bestaat erin om dit basisinzicht te vertalen naar een concreet maatschappelijke project met doelstellingen die een reële impact hebben op armoede en uitsluiting. Ik heb het de voorbije Consequent-sessies al eens voorgesteld, maar de reacties varieerden van lauw tot schamper. Nochtans: we moeten het eens hebben over belastingen, inkomens, sociale ongelijkheid, kortom: over financiële of economische zaken. Bizar dat we die stap niet zo gemakkelijk zetten. Wat zit in de weg? Onze eigen portemonnee en privileges die we niet graag verliezen. Het wordt zeker geen eenvoudig debat. Deels omdat het een ander soort expertise vergt. Legitimeert vrije wilscepticisme progressieve belasting of zelfs talentenbelasting, of is het eerder in lijn met een flat tax? Dit vergt kennis van economie en fiscaliteit. Deels ook omdat het utopische spook opnieuw dreigt. Wat heeft het een waterdichte argumentatie voor een 100% erfenisbelasting voor zin als iedere Belg zijn vermogen buiten de greep van de Belgische fiscus verhuist? Deels ook omdat de opdeling tussen een intrinsieke en instrumentele rechtvaardiging van ongelijkheid niet zaligmakend is. Wat is het verschil tussen een chirurg die zijn exuberante maandelijkse inkomen legitimeert met eigen verdienste dan wel met de noodzaak van (financiële) prikkels voor schaarse en veeleisende topberoepen? De uitdaging ligt erin om de bijdrage van het vrije wilscepticisme aan dit mondiale debat over sociale rechtvaardigheid op een bescheiden en toegankelijke maar tegelijk herkenbare, doortastende en wereldwijze manier te ontsluiten. Kortom: te bewijzen dat het vrije wilscepticisme een stem in die discussie heeft.

 

Deze vier uitdagingen vormen misschien een insteek voor toekomstige Consequent-afleveringen. Niet dat ik meteen hoop dat we ze oplossen. Het lijken mij taaie dingen. Echter, alleen al inspiratie in de richting van een stapje vooruit vind ik meer dan voldoende, en één van de vele redenen om naar jullie aanwezigheid in het najaar uit te kijken.

Jan Verplaetse

 

Veel dank voor jullie interesse! En tot in september.

 

 

Jan

4 gedachten over “1 jaar Consequent: enkele uitdagingen”

  1. Uitdaging 1 vind ik heel moedig en mooi, haalbaar misschien op lange termijn maar zeker niet eenvoudig.

    Uitdaging 2: is voor mij (nogal practisch-pragmatisch ingesteld) iets te abstract-filosofisch en laat ik wat -wat verdere commentaren betreft – lieverover aan daarin beter onderlegde mensen.

    Uitdaging 3 zie ik wel realiseerbaar zeker nu blijkbaar het licht op groen is gesteld voor een degelijk Forensisch expertise centrum in ons land. Eindelijk ! weliswaar nog met een zeer klein budget (eerder symbomlisch) maar elk begin is moeilijk en hoopvol. Ik stem alvast voor Jan om er een plaats in op te nemen.

    Uitdaging 4 vind ik gevaarlijk gezien we dan in het vaarwater van politiek ideologisccxhe sterkkingen terecht komen en er steeds het gevaar bestaat door dezen gekaapt- en/of voor hun ideologische kar gespannen te worden.

    Als neurowetenschapper stel ik mij eerder sceptisch op tegen de politiek waar – zoals in deze periode maar nog eens blijkt- de jacht opverwerven van kies stemmen belangrijker lijkt dan de stem voor de jacht op waarheid en wetenschap.

    Dr. G. Otte

    PS Bij dezée een grote proficiat (en een persoonlijk woord van dank aan Jan ) voor deze intellectueel zeer constructieve blog.

    Like

    1. Veel dank. Georges.

      Van het gevaar van partijpolitieke profilering ben ik mij bewust. Maar als een concreet maatschappelijk voorstel op het vlak van sociale rechtvaardigheid zo goed als rechtstreeks voortvloeit uit onze vrije wilsceptische basisfilosofie, zie ik het probleem niet meteen. Ideologische stellingname is dan niet meer dan een logisch gevolg. Een verkennend onderzoek naar de relatie tussen vrije wilontkennen en ongelijkheid kan dus zeker.

      Like

  2. Dag Jan,

    Dank voor je interessante en inspirerende evaluatietekst van het eerste jaar van Consequent. Enkele eerste bedenkingen:

    – Je schrijft dat het slachtoffer vasthoudt aan het beschuldigende verwijt. Mijn eigen ervaring leert me dat dat niet noodzakelijk zo is. In de praktijk stel ik vast dat heel wat slachtoffers in staat zijn om dit perspectief te overstijgen. Dit bleek ook uit een recente Amerikaanse studie van The Alliance for Safety and Justice waarin slachtoffers uitgebreid werden bevraagd. Het perspectief van het slachtoffer komt volgens mij best aan bod tijdens een van de volgende activiteiten van Consequent. Hoe kunnen we slachtoffers stimuleren om een verwijtende houding om te zetten in een meer begrijpende? Dit lijkt mij een zeer interessante vraag. Maar het overstijgt het perspectief van het slachtoffer. Het is een vraag die kan worden uitgebreid naar de volledige samenleving en naar onze globale blik op menselijk gedrag. Hoe stimuleren we meer mededogen en begrip voor onze minder fortuinlijke of kansarme medemens? Onlangs ging ik naar een uiteenzetting waarin het gebrek aan empathie voor vluchtelingen werd aangekaart. Ook daar werd de vraag gesteld hoe we meer begrip en empathie voor hen kunnen creëren want onze samenleving lijkt steeds meer te verharden en een heel andere richting uit te gaan. Je vraag over het slachtoffer maakt dus onderdeel uit van een groter geheel. Het vrijewilscepticisme, dat focust op de causaliteit van menselijk gedrag en op de rol van geluk/toeval, kan daarin volgens mij een filosofische inspiratiebron zijn.

    – Ik blijf het moeilijk hebben met de verwarring die we zelf creëren rond de begrippen schuld, verantwoordelijkheid, morele verantwoordelijkheid, feitelijke verantwoordelijkheid,… Als we willen dat andere mensen dit scherper zien, dan denk ik dat we deze begrippen eerst zelf consequenter moeten toepassen en uitleggen. We gaan nooit zelf een nieuwe samenleving kunnen opbouwen of een nieuwe taal kunnen uitvinden. Dus waarom zouden we dan uitgaan van deze hypothese? Wanneer we nieuwe woorden zouden uitvinden, wordt het probleem er niet minder groot op. Ook dan zullen we moeten uitleggen hoe de nieuwe woorden zich verhouden tot de bestaande: bijvoorbeeld hoe verhoudt het nieuwe woord “X” zich tot schuld of verantwoordelijkheid? Wanneer we stellen dat het vrijewilscepticisme niet verenigbaar is met “verantwoordelijkheid” (terwijl meer precies “morele verantwoordelijkheid” wordt bedoeld) duwen we heel wat mensen bij voorbaat van ons weg. Het is al moeilijk genoeg om mensen warm te maken voor dit moeilijke thema. Als we “binnen de club” daarover afspraken maken, verliezen deze afspraken “buiten de club” niet elke zin. Ik pleit voor het tegenovergestelde: betere afspraken maken “binnen de club” om ze dan met meer kracht, precisie en begrip (voor de moeilijkheid van dit thema) “buiten de club” uit te dragen, uit te leggen en te vertalen.

    – De discussie rond toerekeningsvatbaarheid en ontoerekeningsvatbaarheid vind ik zeer relevant. Dit kwam tot nu nog niet aan bod. Dit lijkt mij een aparte activiteit van Consequent waard. Kan iemand ons meer uitleg geven over het Zweedse voorbeeld? Hoe verhoudt het EVRM zich tot deze discussie?

    – De thema’s “meritocratie” en “ongelijkheid” liggen mij nauw aan het hart, niet in het minst omdat ik professioneel dagelijks geconfronteerd word met de gevolgen van armoede en ongelijkheid. In het kader van het vrijewilscepticisme focussen we vaak op het schuldvraagstuk. Maar wat met de andere kant van de medaille? Deze filosofie impliceert immers dat er sprake kan zijn van schuld, noch verdienste. Wat betekent dit dan? Het lijkt mij een interessant thema dat opnieuw een mooie discussie kan uitlokken in een café matinée. We zouden dit thema kunnen inleiden met een korte uiteenzetting over de problemen die het vrijewilscepticisme opwerpt. Daarna zouden we een aantal prikkelende stellingen in de groep kunnen gooien. Eventueel kan dit thema opgedeeld worden in twee sessies (dat lijkt het mij zeker waard). Het debat kan enkele weken later opgevolgd en uitgediept worden door een uiteenzetting van (bijvoorbeeld twee) meer professionele sprekers die niet noodzakelijk dezelfde visie hebben. Consequent mag volgens mij niet vies zijn van maatschappelijke betrokkenheid of van concrete standpunten die een meer solidaire samenleving voorstaan. Dat we daarbij in het vaarwater kunnen komen van politieke standpunten is een mogelijk risico, maar geldt dit niet voor alle thema’s die focussen op de gevolgen van het vrijewilscepticisme? Een vrije en open, maar anderzijds adogmatische discussie over de gevolgen van deze filosofie kan niet plotseling halt toegeroepen worden wanneer bepaalde politieke grenzen worden benaderd of overschreden.

    Like

  3. Nog even reagerend op de reactie van Dr. G. Otte. Het lijkt mij een logisch gevolg dat het vrijewilscepticisme leidt tot bepaalde maatschappelijke inzichten of standpunten. Wanneer het vrijwilscepticisme ons leert dat we geen enkele verdienste hebben aan onze prestaties, ons inkomen of ons vermogen, dan is het vanzelfsprekend dat dit ons doet nadenken over ongelijkheid, armoede of herverdeling van welvaart. Wat doen we met ongelijkheid wanneer niemand die ongelijkheid verdient? Hoe kunnen we ongelijkheid dan nog rechtvaardigen? Inzichten over schuld en morele verantwoordelijkheid nopen tot andere gedachten of ideeën over het straf- of aansprakelijkheidsrecht. Op dezelfde manier zet het vrijewilscepticisme ons aan om na te denken over het gebrek aan verdienste. Ongelijkheid zou bijvoorbeeld kunnen steunen op andere/betere redenen dan verdienste. Nadenken over de gevolgen van het vrijewilscepticisme staat (voor mij) gelijk aan nadenken over bepaalde onrechtvaardigheden in de samenleving. Het is (voor mij) de belangrijkste reden om geïnteresseerd te zijn in deze filosofie. Dat we ons daarbij af en toe op het terrein van de politiek begeven, is onvermijdelijk. Zolang we maar vertrekken vanuit het vrijewilscepticisme en niet vanuit een bepaalde ideologie, lijkt er geen probleem. Het tegendeel zou veel erger zijn, met name dat we bepaalde ideeën of gevolgen niet zouden kunnen uitspreken omdat we ons in politiek vaarwater begeven. Dit zou een al te zware rem zijn op de adogmatische aard en de emanciperende kracht van het vrijewilscepticisme.

    Like

Plaats een reactie