Een nabeschouwing bij het debat Laureys – De Ridder (dinsdag 24 september 2019)

Vorige dinsdag organiseerde Consequent, in samenwerking met vzw Breinwijzer, het ‘grote onvrije brein-debat’, in Gent. Jan Verplaetse schreef een korte nabeschouwing over deze clash tussen twee Vlaamse neurogiganten over een belangrijk onderwerp: de vrije wil. Lees hieronder of klik op [tekst in pdf].

Over het ‘ignoramus’ van Steven Laureys: een nabeschouwing bij een debat over vrije wil.

Jan Verplaetse (Consequent)

Op 24 september 2019 nodigden de denktank Consequent, in samenwerking met vzw Breinwijzer, coma-expert Steven Laureys uit voor een debat over de vrije wil in Gent. Opponent van Laureys was neurochirurg Dirk De Ridder. Luc De Cleir, bestuurder van de nieuwssite Apache, leidde het debat. De uitnodiging had een aanleiding. In zijn boeken en in interviews doet Laureys stellige uitspraken over het bestaan van de vrije wil alsook over mensen die van mening zijn dat het geloof in deze vrije wil niet langer verdedigbaar zou zijn. Die critici verwijzen naar hersenwetenschap om hun sceptische positie te beargumenteren. Hersenwetenschap zou suggereren dat het bestaan van de vrije wil hoogst twijfelachtig is. Laureys heeft het niet zo begrepen op die vrije wil-ontkenners. Over Dick Swaab, Nederlands bekendste ontkenner, liet hij zich in Knack ontvallen: “We weten als hersenwetenschappers op dit moment gewoon te weinig over de werking van het bewustzijn om zinnige dingen over de vrije wil te kunnen zeggen. Wat hij zegt, is dus geen wetenschappelijke bewering maar een persoonlijke mening of een geloofsovertuiging. Hij praat als een priester, lijkt mij.” Te weinig kennis is maar één reden om niet te tornen aan het geloof in de vrije wil. Bezorgdheid is een ander motief. Voor Laureys is ongeloof gevaarlijk daar je “geen maatschappij kunt organiseren zonder het concept vrije wil en verantwoordelijkheid voor je eigen daden. Dan kun je Marc Dutroux niet meer bestraffen en je kinderen niet meer opvoeden.” Hiermee herhaalt hij een opvatting die je al in zijn Het briljante brein (2013) kon lezen: “Is vrije wil een illusie? Persoonlijk vind ik die gedachte heel moeilijk te aanvaarden. Dan kun je criminelen als Kim De Gelder of Marc Dutroux niet opsluiten.”

Met deze kloeke beweringen neemt Laureys stelling in een publieke discussie waarbij zijn neurowetenschappelijke reputatie onvermijdelijk zijn beweringen kracht bijzet. De uitnodiging tot deelname aan het Gentse debat was dan ook bedoeld om een preciezer beeld te krijgen van Laureys’ visie op de vrije wil en zijn argumenten te vernemen waarom ongeloof onwetenschappelijk en gevaarlijk zou zijn. In geen enkele publicatie heeft hij die beweringen tot nu toe in de diepte onderbouwd. Het debat bood hem dus de gelegenheid om ze grondiger toe te lichten. Wie zijn mening niet deelt, neemt om begrijpelijke redenen licht aanstoot aan die krasse uitspraken. Niemand hoort graag dat je onwetenschappelijke en gevaarlijke zaken verkondigt. De tijden dat praten als een priester een compliment was, zijn ten slotte voorbij.

Wie de discussie een beetje kent weet hoe belangrijk een goede omschrijving van vrije wil is. Onder dit concept begrijpt men immers uiteenlopende zaken. Baken je dit vanaf het begin niet goed af, dan wordt elk gesprek over dit thema troebel en mistig. Drie invullingen zijn intussen klassiek. Je kunt vrije wil beschouwen als het vermogen om anders te handelen of te beslissen (acting otherwise), als een vorm van controle die ontsnapt aan causale breinprocessen die een beslissing mogelijk maken (causa sui, broncontrole) of als bewuste controle waarbij je beslist wat je bewust wilt beslissen en je geen dwang of druk ervaart die je eigen beslissing verhindert (bewuste controle). Alleen de eerste twee invullingen liggen filosofisch en wetenschappelijk gezien eerder moeilijk. Hoe kan eenzelfde breintoestand onverenigbare beslissingen voortbrengen? Dit is een probleem voor de eerste invulling. Hoe kan het beslissende brein ontsnappen aan causale processen? Dit is een probleem voor de tweede invulling. Beide problemen pijnigen denkers die vrije wil in die betekenissen begrijpen, maar tegelijk toch een wetenschappelijk mensbeeld omarmen. De derde invulling vertoont deze moeilijkheden niet. Niemand betwijfelt dat we af en toe beslissingen uitvoeren die we zelf willen en die we bewust en overwogen nemen. Maar de moeilijkheid is dat deze invulling mogelijks te gemakkelijk is. Waarom een eeuwenoude discussie over de ‘vrije wil’ als we dat vermogen evident bezitten? Hebben vorige generaties zich domweg vergist?

De positie van De Ridder was tijdens het debat duidelijk. Op de vraag van De Cleir wat vrije wil is, antwoordde de neurochirurg dat dit voor hem het vermogen is om anders te handelen. Omdat hij geen met wetenschap te verenigen model accepteert die dit mogelijk maakt, verwerpt hij de vrije wil. Het is een illusie die onze hersenen weliswaar voortbrengen, maar objectief hebben we dit vermogen niet. We kunnen hoogstens onderzoek verrichten naar die subjectieve ervaring, naar haar neurale ontstaan en psychologische nut voor existentie en samenleving. Overigens hebben we die echte vrije wil ook niet nodig, vindt De Ridder. Een samenleving valt best uit te bouwen zonder morele noties die met die echte vrije wil verbonden lijken, zoals morele verantwoordelijkheid. Op dezelfde beginvraag gaf Laureys het antwoord dat vrije wil voor hem met bewustzijn heeft te maken. Bewuste controle dus, wat zonder meer een legitieme keuze is, want één van de drie klassieke opties. Het debat over de voor- en nadelen van deze definities kon dus beginnen.

Het liep evenwel anders. Na een filmpje over voorspellingsexperimenten waarbij hersenonderzoekers demonstreren dat wanneer zij informatie krijgen over breinprocessen die een beslissing ondersteunen, zij die beslissing enkele seconden vooraf al kunnen voorspellen, vroeg De Cleir beide sprekers om een reactie. Nu is het zo dat die experimenten geen van beide posities ondergraven. Ze maken het vrij onwaarschijnlijk dat je werkelijk tot een andere beslissing kan komen, want was dit wel het geval, dan zou je die keuze niet op voorhand kunnen voorspellen. Een argument dus voor De Ridder om niet in vrije wil als acting otherwise te geloven. Tegelijk raken die experimenten niet aan de visie van Laureys. Al kun je iemands beslissing voorspellen, je kunt ze nog steeds bewust nemen en je voert uit wat je zelf wilde. Geen tegenargument dus voor Laureys om af te stappen van zijn idee van vrije wil als bewuste controle. Maar na enige lof voor dit onderzoek – “fantastische bevindingen” – begon Laureys aan een opmerkelijk ‘ignoramus’-betoog. Er is nog zoveel dat we niet weten. Onze kennis is nog zo beperkt dat het aanmatigend zou zijn om al tot definitieve conclusies te komen. Er moet nog zoveel ontdekt worden…

Al valt niets af te dingen op dit cliché, zoveel nadruk verwonderde me wel. Niets in voorspellingsexperimenten holt zijn legitieme kijk op vrije wil als bewuste controle uit. Ook begreep ik niet goed dat Laureys zich geheel kon vinden in het beruchte citaat van Peter Van Inwagen: “Free will remains a mystery”. Deze Amerikaanse filosoof gaf immers toe dat hij zijn visie op vrije wil niet kan rijmen met wat wetenschap ons tot nu toe leert. Maar dat mysterie is er niet voor wie vrije wil als bewuste controle ziet. Al is de neurale puzzel ver van volledig, je kunt toch moeilijk beweren dat breinprocessen die leiden tot een bewuste beslissing mysterieus zijn. Wanneer Laureys ten slotte provoceerde dat wie in afwachting van meer definitieve kennis nu al stelling neemt over het al dan niet bestaan van de vrije wil aan “intellectuele masturbatie” doet, sloeg mijn verwondering enigszins om in argwaan. Terwijl de literatuur voorziet in heel wat redelijke argumenten voor de visie op vrije wil als bewuste controle, plaatste hij zich met deze gemeenplaats, provocatie en toevlucht tot het mysterie buiten het debat. Waarom deed hij dit?

Hoewel ik zeker niet pretendeer het werkelijk te weten, kreeg ik geleidelijk aan de indruk dat Laureys een definitie aanhing die afweek van deze die hij aanvankelijk verkoos. Het kwam mij voor dat hij een invulling prefereerde die wetenschappelijk heel wat moeilijker te verdedigen is: vrije wil als acting otherwise of als causa sui. Dit kan verklaren waarom hij die voorspellingsexperimenten als een bedreiging voor zijn positie interpreteerde. Klopt dit vermoeden, dan krijgt zijn ‘ignoramus’-betoog ook een andere betekenis. Die onwetendheid vraagt niet alleen aan vrije wil-ontkenners om hun oordeel op te schorten, maar geeft vooral hoop dat toekomstige kennis de vrije wil die hij echt wilde bevestigt.

Nu is er niets mis met hoop. Ik ken genoeg filosofen in het vrije wil-debat die hopen op het definitieve bewijs voor een echte vrije wil. Ik verwees al naar Peter Van Inwagen. Maar in tegenstelling tot Laureys leggen die filosofen wel hun verhoopte positie op tafel. Bovendien ontwikkelen zij modellen die enige rationele onderbouw aan die hoop geven. Hoop zonder argumenten is geen filosofie, maar religie. Het is mogelijk dat Laureys deze modellen kent, gewikt en gewogen heeft, maar te licht heeft bevonden. Alle begrip hiervoor. Alleen: wat we tijdens het debat van hem vernamen, maakte verdere discussie lastig. Op een vraag uit het publiek wat zijn definitie van vrije wil nu eigenlijk inhield, antwoordde Laureys dat hij zijn definitie liever laat afhangen van wat – opnieuw – meer definitieve kennis over vrije wil oplevert. Als hij dat werkelijk meent, hoe dan te verantwoorden dat ongeloof in de vrije wil onwetenschappelijk en gevaarlijk is? Je moet toch weten wat dit concept inhoudt, als je beweert dat het ontkennen ervan maatschappelijke risico’s met zich meebrengt en je ontkenners hierom terechtwijst? Overigens bleek dit niet zijn definitieve standpunt. Helemaal aan het eind van de avond leek hij zich toch te kunnen vinden in de definitie van Dirk De Ridder, vrije wil als acting otherwise.

Ik wil in deze korte nabeschouwing niet verder speculeren over de eigenlijke positie van Laureys. Ook wil ik hier geen discussie starten over de vraag of het wel redelijk is om in dingen te geloven waar je geen bewijzen voor hebt. Elke scholier kent immers het ‘scheermes van Ockham’, een zindelijkheidsregel voor onderzoek die voorschrijft dat wie het bestaan van controversiële entiteiten poneert meer bewijslast heeft dan wie ze ontkent. Laureys’ ‘ignoramus’ lijkt in die zin eerder een argument voor de ontkenner dan voor de believer in vrije wil. Zo’n discussie blijft voorbarig zolang de concepten, posities en argumenten niet helder afgelijnd zijn. De nabeschouwing geldt eerder als een nieuwe uitnodiging voor een echt debat na de gemiste kans van afgelopen week. Dit keer met open vizier, klare visies en heldere definities. In mijn Zonder vrije wil (2011) liet ik me ooit ontvallen dat hersenwetenschappers filosofische analfabeten zijn. Ook dat was een provocatie. Maar de hoop erachter was dat ik uiteindelijk ongelijk had. Tot op vandaag blijf ik die koesteren.

 

3 gedachten over “Een nabeschouwing bij het debat Laureys – De Ridder (dinsdag 24 september 2019)”

  1. Ik vond de discussie dinsdagavond bijzonder aangenaam. Dank aan degene die ze georganiseerd hebben. Het viel op dat Dirk de Ridder zeer goed zijn argumenten kan uitleggen, terwijl Steven Laureys het daar wat moeilijker mee had. De beste uitleg is echter niet altijd de meest correcte mening. Zonder erg belezen te zijn in het thema vrije wil, viel me toch ook een probleem op bij de argumenten van De Ridder. Het grote probleem van de hypothese van onvrije wil is dat we een gevoel hebben van vrije wil. De Ridder bracht hier de hypothese van fantoomervaringen naar voor, maar heeft tijdens de lezing niet verwezen naar onderzoek die dit argument verdedigt. Hij vergeleek het gevoel van vrije wil met fantoompijnen, een soort hallucinatie van de hersenen dus. Is het niet zo dat onze hersenen enkel die dingen kunnen heroproepen in fantomen of hallucinaties als ze die al eerder ervaren hebben? Mensen die niet kunnen zien, dromen niet in beelden, mensen die van voor de geboorte lichaamsdelen ontbreken zullen daar geen fantoompijn in voelen. Hoe kunnen we dan het gevoel om een vrije wil te hebben als fantoom omschrijven? Onze hersenen zouden dat dan enkel kunnen waarnemen als we ooit echt de vrije wil gehad hebben? En er dus wel vrije wil bestaat?
    Het is terecht dat controversiële standpunten meer bewijskracht nodig hebben dan omgekeerd. Maar waar voor wetenschappers het idee van een wereld die niet gebaseerd is op determinisme en toeval controversieel is, is het dat voor de meeste niet-wetenschappers net omgekeerd. Onze geschiedenis en context bepalen heel erg hoe we denken, daar waren beide heren het over eens. Als wetenschapper jarenlang ondergedompeld worden in het deterministische denken, zorgt ervoor dat we daar heel veel belang aan hechten. De Ridder vertelde zelf het verhaal van de evolutietheorieën waarbij wetenschappers vanuit hun voorgeschiedenis sterk verschillende verklaringen gaven. Zou het kunnen dat De Ridder die zijn leven lang vooral deterministisch gedacht heeft, de vrije wil een zeer onwaarschijnlijke hypothese vindt en moeite heeft om daar over na te denken? Vanuit dat standpunt vond ik Laureys een meer open discussie houden (hoewel hij minder goed kan argumenteren). Zolang we zo weinig weten over ons ervaringsleven, is het moeilijk of misschien zelfs enigszins zinloos om de hypothese van vrije wil te gaan onderzoeken en is elke discussie dus puur een intellectuele oefening (intellectuele masturbatie, want het is best leuk), maar geen wetenschap. Als wetenschapper wil hij liever nadenken over hersenaspecten die we met onze huidige kennis en technologie kunnen onderzoeken. Net zoals het in de middeleeuwen weinig zin had om over het ontstaan van kanker te discussiëren of dat de huidige discussie over zwarte materie veel meer een filosofische dan een wetenschappelijke vraag is. Op dezelfde manier vond Laureys dat we nu geen wetenschappelijke gronden hebben om op wetenschappelijke wijze over de vrij wil te discussiëren. Als wetenschapper wil hij dus beide opties volledig open houden. Als mens heeft hij het moeilijk met het idee dat we geen vrije wil hebben. Dat was tenminste hoe ik het begrepen heb en vanuit dat standpunt vond ik hem met zeer lichte voorsprong de beste wetenschapper.

    Like

  2. Beste Jan,

    Jammer genoeg kon ik niet aanwezig zijn tijdens jullie debat de afgelopen week. Alleszins heel erg bedankt voor de nabeschouwing!
    Het blijft toch een boeiend thema… Niet simpel, ik moet me vaak inspannen om wat mee te zijn… Maar wel essentieel en uiterst zinvol: daar ben ik echt van overtuigd…
    Hopelijk tot binnenkort bij weer een andere Consequent-gelegenheid.

    Groeten,

    Peter

    Like

  3. Jan Verplaetse worstelt in zijn nawoord met de definitie van vrije wil die Laureys hanteerde.
    Mijn eigen analyse na de discussie was nog erger, namelijk dat Laureys niet enkel geen definitie van vrije wil had, maar ook onvoldoende benul waarover hij juist aan het discuteren was. Mijn argumenten voor deze boute uitspraak zijn:
    1/ Laureys gaf geen definitie van vrije wil, waar deze net voor een zinvolle discussie onontbeerlijk is. Ook na herhaaldelijke vragen van moderator en publiek kwam er geen definitie over zijn lippen. Bovendien bleek hij ook niet vertrouwd met de courante definitie die zijn opponent naar voren schoof, want hij verzocht ze nogmaals te herhalen zodat ‘hij kon zien wat hij ervan vond’.
    2/ keer op keer gebruikte hij tijdens de discussie bewustzijn als surrogaat voor vrije wil. Beide waren volgens hem gradueel. Dit kan natuurlijk zijn, maar het bestaan ervan is zwart of wit. Ook als is er maar een minimale fractie vrije wil, het bewijs ervan doet de boeken toe voor de vrije wil-ontkenners. Ik vermoed hier een onvoldoende vertrouwdheid met vrije wil, en daardoor een deviatie naar zijn vertrouwde domein van het bewustzijn. Dat dit twee verschillende zaken zijn, is echter overduidelijk. Ik ken niemand die bewustzijn durft te betwijfelen en bewustzijn is natuurlijk een noodzakelijke, maar onvoldoende voorwaarde voor vrije wil.
    3/ ik woonde in het verleden reeds verschillende uiteenzettingen van Laureys bij, weliswaar steeds over coma en bewustzijn, maar nooit was hij zo onzeker en ongenuanceerd als deze avond. Mijn vermoeden is dat hij als bekende neuroloog teveel gevraagd wordt om deel te nemen aan het publiekelijke debat, ook over domeinen waar hij professioneel minder mee vertrouwd is.

    In haar commentaar geeft mevr Herrygers de indruk dat De Ridder door zijn wetenschappelijke carrière enkel nog deterministisch kan denken, en niet meer voldoende kritisch, zoals Laureys dit blijkbaar wel doet.
    Ik vind dat dergelijke uitspraak tekort doet aan wetenschap en waarschijnlijk ook aan De Ridder. Het is net een kritische wetenschappelijke analyse van een aantal hersenfenomenen, dat hem ertoe doet besluiten geen plaats meer te zien voor een vrije wil. Ondanks de talrijke studies van de afgelopen decennia, is er tot op heden nog geen macroscopisch biologisch of neuronaal relevant proces beschreven dat niet gedetermineerd verloopt. Uitgaan van een gedetermineerd brein is dus niet onlogisch of onvoldoende kritisch.
    Er is eveneens tot op heden nog geen enkele vrije wil-believer die zijn overtuiging kan staven met stevige neurowetenschappelijke argumenten. Ook in het betoog van Laureys bleef het op dit vlak oorverdovend stil.
    Naar analogie met het bestaan van een goddelijke entiteit, lijkt het me dus perfect logisch om uitgaande van de huidige wetenschappelijke stand van zaken, te opteren voor een scepsis ten opzichte van het bestaan van vrije wil.
    Wetenschap kunnen we hierbij gebruiken om enerzijds de argumenten pro van vrije wil-believers te weerleggen en anderzijds om de mens en de wereld te verklaren zonder het bestaan van vrije wil. Aangezien het moeilijk bewijzen is dat iets niet bestaat, berust het verwerpen van vrije wil verder eerder op een filosofische overtuiging, maar weliswaar een wetenschappelijk gefundeerde.
    De vrije wil-believers moeten echter om geloofwaardig te blijven, nu net wetenschappelijke argumenten aanwenden om het bestaan ervan te ondersteunen. En zoals hierboven vermeld, kregen we die alvast niet van Laureys. Hij, die zijn faam dankt aan een doorgedreven wetenschappelijke analyse van bewustzijn en coma, kwam in dit debat niet verder dan de vaststelling dat er zoveel is dat we nog niet weten en daarom best een voorzichtige houding (pro?) aannemen. Om een bepaalt moment moet een wetenschapper echter de borst natmaken en stellingen poneren, om die je vervolgens te gaan testen op hun wetenschappelijke sterkte. Zijn stelling is vrije wil bestaat. Zijn argumenten pro kregen we niet, omdat hij ze niet heeft.
    De keuze van De Ridder voor de analogie van een fantoomervaring vind ik persoonlijk niet verkeerd maar beter lijkt me die van een illusie. Fantomen behoren tot de wereld van de pathologie, terwijl we allen dagelijks illusies (kunnen) ervaren.

    Een geslaagd wetenschappelijk debat over vrije wil is geen sinecure. Dat bleek ook deze avond.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s